EETPROBLEMEN in de SPORT
Preventie
Volgens de Zelfdeterminatie theorie heeft elke mens drie basisbehoeften: nood aan autonomie, verbondenheid en het gevoel van competentie. Ook bij de (top)sporter is het belangrijk dat aan deze behoeften wordt tegemoet gekomen.
Jonge (top)sporters moeten niet alleen evolueren in hun ontwikkeling als (top)sporter, maar ook als persoon. Ze moeten personen worden die hun eigen keuzes leren maken, leren omgaan met tegenslagen, een vriendenkring opbouwen en beroep kunnen doen op anderen wanneer het misgaat.
Een (top)sporter die als persoon stevig verankerd is, is ook beter bestand tegen de valkuilen van de druk van de (top)sport. Bovendien is hij /zij beter bestand tegen het ontwikkelen van een potentieel eetprobleem.
Op een respectvolle manier omgaan met jouw (top)sporter speelt hierin een belangrijke rol. Je legt de focus aties maar benadert hem/haar ook als een persoon buiten de (top)sport. Ook keuzevrijheid geven en de persoonlijke verantwoordelijkheid van jouw (top)sporter stimuleren zijn belangrijk. Niet alleen het eindresultaat is dus belangrijk, maar ook de manier waarop het resultaat bereikt wordt.
Een goede (top)sporter is iemand die verantwoord traint, goed voor zichzelf zorgt, een degelijke techniek opbouwt, stressbestendig is en de mentale kracht heeft om na een tegenslag het opnieuw te proberen. Deze houding stel je als trainer, coach, sportbegeleider dan ook best centraal.
Wat zijn risicofactoren?
Een eetstoornis ontwikkelt zich niet zomaar. Meestal is het een gevolg van bepaalde kwetsbaarheden bij de sporter. Zoals bijvoorbeeld onzekerheid en perfectionisme. Maar ook bepaalde ‘triggers’ in de omgeving kunnen de aanleiding zijn. Zoals bijvoorbeeld een moeilijke gebeurtenis, blessure, een minder goede prestatie of geconfronteerd worden met een (top)sporter die ongezond dieet en daarmee (aanvankelijk) successen boekt.
Een ontwikkelende eetstoornis neemt de (top)sporter in de maling! In het begin kan een eetstoornis gepaard gaan met een gevoel van controle, een betere prestatie en/of een extra complimentje. Maar dit blijft niet duren. In een korte tijd kan de (top)sporter de controle verliezen. Hij/zij verzwakt en krijgt het steeds moeilijker om zich fit (en aantrekkelijk) te voelen.
1. Risicofactoren op het niveau van de sporter
2. Sportspecifieke factoren
Wat betekent dit voor mij en mijn (top)sporter?
Eén van de moeilijkheden bij eetproblemen in de (top)sport is dat verschillende van bovengenoemde risicofactoren ook factoren zijn die aanwezig zijn bij succesvolle, gezonde sporters. Denk maar aan bijvoorbeeld gedrevenheid en zelfcontrole. Wie elke dag vroeg opstaat, verscheidene uren traint en gezonde voedingskeuzes maakt, beschikt ongetwijfeld over een sterke gedrevenheid en een grote mate van zelfcontrole.
Het is dus belangrijk om:
Het gaat zelden om één kenmerk op zich!
Gewichtsverlies is geen garantie op betere prestaties!
Een belangrijke factor die bijdraagt tot eetproblemen bij (top)sporters is het idee dat gewichtsverlies sowieso zal leiden tot een betere prestatie. Wanneer een (top)sporter na gewichtsverlies een betere prestatie levert kan hij/zij het gewicht als oorzaak zien van dit succes. Wat niet noodzakelijk het geval is. De (top)sporter wordt daardoor verder aangemoedigd om nog meer af te vallen. Hierdoor kan een eetprobleem optreden.
Als coach, trainer, sportbegeleider is het dan ook belangrijk om gewichtsverlies niet aan te moedigen. Het is beter om je te concentreren op de kwaliteit van de training en de gezondheid van jouw (top)sporter. Er is geen rechtlijnig verband tussen een lager gewicht en een betere sportprestatie! Op een bepaald punt wordt het lichaam immers te zwak om nog te presteren.
(Top)sporters spiegelen zich continue aan elkaar
(Top)sporters hebben vaak een (gezonde) algemene competitieve houding. Maar ze kunnen hierdoor ook heel competitief omgaan met hun lichaamsgewicht. En binnen de sportcontext kunnen zij zich gemakkelijk vergelijken met anderen: in de douches, door de strakke sportkledij, door openbare weegmomenten, …
Dit komt nog sterker naar voor binnen sporten waarin er beoordeeld wordt op uitstraling (bvb. esthetische sporten zoals gymnastiek en dans). De winnaar van een wedstrijd is meestal vrij mager. Een minder succesvolle (top)sporter kan daardoor zijn/haar lichaam vergelijken met dat van de winnaar en besluiten dat hij/zij beter zou presteren als hij/zij magerder was. Hierdoor kan er een proces van ongezonde vermageringsdiëten ontstaan, wat kan uitmonden in een eetstoornis.
Nog erger wordt het wanneer (top)sporters van elkaar weten dat de winnaar ongezonde methodes gebruikt om te vermageren. Door hun extreme gedrevenheid zijn (top)sporters soms bereid om alles te proberen om (tijdelijk) hun prestatie te verbeteren. Zelfs pathologische manieren van gewichtsverlies.
Sporttakken met verhoogd risico
Uit onderzoek blijkt dat (top)sporters binnen volgende sporttakken meer risico hebben om een eetprobleem of -stoornis te ontwikkelen:
Elk van deze sporttakken heeft een eigen dynamiek. Zo is er bij esthetische sporten een verhoogd risico door de aanwezigheid van een jury die punten geeft op onder andere uitstraling en uiterlijk. Daarnaast is het bij bvb. gymnastiek en kunstschaatsen ideaal om een dun en meisjesachtig figuur te hebben.
Bij sporten met een gewichtsklasse streven (top)sporters er vaak naar om uit te komen onder hun natuurlijk gewicht. Daardoor kunnen ze gevaarlijke gewichtscontrole methoden gebruiken, zoals bijvoorbeeld onbegeleid of op zeer korte tijd afvallen. Hierdoor geraakt het lichaam uit balans en kan de (top)sporter de controle over zijn eetgedrag verliezen.
Het lichaam geeft ons signalen om onze tekorten te proberen aanvullen. Als we het evenwicht van ons lichaam verstoren wordt ook deze signaalfunctie ontregeld. Bovendien is de routine van dehydratatie voor het weegmoment, gevolgd door overeten tussen het weegmoment en de wedstrijd, levensbedreigend. Daarnaast kunnen de officiële weegmomenten een risicofactor vormen voor bijvoorbeeld judoka's en worstelaars. Op dat moment is de (top)sporter immers kwetsbaar voor vergelijking en ervaart hij/zij druk rond het halen van een bepaalde gewichtsklasse.
In uithoudingssporten heerst sterk de overtuiging dat “thin is going to win”. Binnen deze sporttakken zijn sporters er van overtuigd dat een laag gewicht een prestatievoordeel inhoudt. Er moeten immers geen overtollige kilo’s meegesleurd worden. Het gewichtsverlies kan mogelijks bij aanvang betere prestaties tot gevolg hebben. Maar eens een (top)sporter onder zijn/haar ideale prestatiegewicht duikt zal dit een nefast effect hebben op zijn/haar prestaties.
Het is inmiddels ook duidelijk dat niet alleen vrouwelijk (top)sporters kwetsbaar zijn om een eetstoornis te ontwikkelen. Ook mannelijke (top)sporters kunnen hieraan lijden. Jammer genoeg geven nog niet alle richtlijnen hier aandacht aan.
Wat kan ik als sportbegeleider doen om risico's te reduceren?
Er is niet één grote ‘oorzaak’ waardoor een sporter een eetstoornis ontwikkelt. Het is een samenspel van allerlei factoren die op elkaar inwerken. Mensen die dagelijks met (top)sporters bezig zijn kunnen wel helpen om verscheidene risico's te verkleinen.
Tips rond communicatie met de (top)sporter
Tips rond de relatie tussen gewicht en prestaties
Tips rond dieetondersteuning
Tips rond het behoeden van overtraining en ongezond eetgedrag